Zittend in het gras, diep in gedachten verzonken, staart Karnach naar het kleine vijvertje.
Het is nacht en de maan en sterren lijken te dansen in de weerspiegeling van het water.
Deze vredige open plek in het bos, die zo lang geleden zijn nieuwe thuis was geworden, lijkt stiller dan normaal deze nacht.
Normaal gesproken zou hij bezig zijn om hier de planten van de bosrand te trimmen en het gras kort te houden, maar vandaag gaan zijn gedachten steeds naar een andere plaats en heeft hij moeite om zijn gedachten bij zijn werk te houden.
Gisteren was Zij wederom vertrokken naar Terra Nova Fertillis en toen Ze terugkwam, heeft Ze wederom nieuwe en spannende verhalen verteld over de wezens die daar woonden.
Karnach moest voor zichzelf toegeven dat hij toch wel nieuwsgierig was geworden naar die, blijkbaar bijzondere, plaats.
Graag zou hij zelf ook Terra Nova Fertillis bezoeken, maar deze plek in het bos had hem nodig, toch?
Karnach doorbreekt zijn gedachtegang en kijkt op. Zijn ogen gaan de open plek rond. Er was niemand behalve hem en alles om hem heen was stil en vredig.
Zou Zij het erg vinden als hij een avondje vrij nam?
Zij was vanavond immers ook weg en er werden geen bezoekers verwacht.
Karnach hakt de knoop door, staat op en loopt richting een opening in de bosrand.
Na een paar tellen is hij uit het oog verdwenen.
In de verte worden de contouren van een klein dorp zichtbaar.
Er komt gelach uit de herberg en de geur van vlees en vuur vult zijn neus en hij likt aan zijn lippen.
Het is weer even geleden dat hij vlees op had.