“Ah… Eindelijk is The Lofty Chalice in zicht. Of hoe noemen ze deze plek tegenwoordig?!” Nirou verzucht nogmaals en met ietwat hervonden kracht legt hij het laatste deel van zijn reis af.
Niet ver van de herberg spot hij een gebouw met een logo van een zwart schild en een bordje waarop vermeld wordt dat deze lieden voor allerhande zaken zijn in te huren. “Goed om te weten, zeker als ik hier morgen weer vandaan wil en er problemen zijn ontstaan.” Mompelt hij zachtjes tegen zichzelf en wandelt rustig door.
Bij de herberg was het drukte van jewelste met allerlei wezens. Op een afstandje bleef Nirou even staan en nam de omgeving in zich op. Sommigen daarvan leken toch niet helemaal uit de buurt te komen, noch uit de naburige landen.
Even glijdt zijn blik over een groepje Dragonborn dat druk en vriendschappelijk staat te praten met een handelaar. “Op zichzelf geen vreemd gezicht, maar in deze tijd van het jaar… Moeten die niet, net als de Skeeters, aan het plunderen zijn nu de zee bevroren is?! Wellicht moet ik er maar niet over beginnen tegen hen, je weet maar nooit, straks beroven ze me nog…”
Nirou haalt zijn schouders op en vervolgt zijn wandeling langs een groepje personen, voornamelijk mensen, die rond een flinke bokaal met water staan. Het moment dat hij langsloopt klinkt er een verhaal dat goed thuis zou horen op zee.
Een vermoeide glimlach trekt over zijn gezicht als hij de herberg zelf inwandelt. De geur van een heerlijke avondmaaltijd komt hem al tegemoet wanneer hij één van de dames van het etablissement aanspreekt.
“Één kamer voor één persoon graag en zou u voor mij een bad met water kunnen laten vullen.” Zegt Nirou, waarna hij haar een buidel met dukaten overhandigt.
De dame neemt het geld aan, kijkt in de buidel en knikt vriendelijk. “Natuurlijk meneer. Ik zal ervoor zorgen, loopt u maar mee, dan geef ik u de sleutel van uw kamer.”
Het bad doet zijn zere voeten goed en nadat het water voor de tweede keer is ververst, begeeft Nirou zich naar beneden waar de levendigheid van buiten zich voor een groot deel heeft verplaatst naar binnen. De drank vloeit en de Nirou vertelt en luistert naar menig verhaal. De nacht die volgt is geenszins zo vredig en comfortabel als dat ze avond is geweest.
…
’s Nachts wordt Nirou wakker van een vreemd geluid. Aan zijn voeteneinde staat een spookachtige gedaante die hem aankijkt. Net als Nirou op wil springen, begint de gedaante te praten… “Ik kan je tegen de nare dromen beschermen, maar dan heb ik wel meer kracht nodig. Kan jij dit voor mij regelen… Wellicht dat de anderen die hier regelmatig komen je daarbij kunnen helpen…?”
Nirou wordt de volgende ochtend wakker en voelt zich niet zo goed… en zeker niet uitgeslapen. Was er vannacht nu werkelijk iemand aan zijn bed verschenen of was het een droom? Misschien is het een goed idee om met andere herberg gasten te praten en te horen of zij ook iets vreemds hebben opgemerkt.