Met een soepele beweging draaien beide deuren van de wijde vergaderzaal open en het geluid van gesprek verstomd. De twee bedienden die de deuren hanteren stappen mee naar de zijkant om de gedaante met diens aanhang binnen te laten. De wachters allen verzorgd gekleed en uitgedost in de rode kleur en zwaard-met-hamer heraldiek van de Orde van het Lichaam.
De persoon in het midden van de groep is minder eenvoudig te identificeren. De oplettende waarnemer zou een amulet of de nek kunnen zien hangen met een weegschaal en kroon over een diagonaal geplaatste veer. De rest van de kleding is vooral praktisch en ingesteld gemak voor lange reizen. De mantel belooft het eenvoudig ongezien kunnen verplaatsen of verstoppen. Een donkerpaarse stof bedekt een groot deel van het gezicht en hals van de persoon
Het gezelschap loopt met gepaste haastigheid op de lange half ovale tafel af. Hun pad leidt langs een aantal zuilen, waar een wachter in vergelijkbare uitrusting als het gezelschap van de gedaante, alert op wacht staat een beide zijde van de zuil.
In het midden van de lange gebogen zijde is een weelderig geklede man gezeteld in een gouden troon. Aan beide zijden zijn hoge stoelen geplaatst met paarse, rode, groene en dieprode banieren, respectievelijk voorzien van een weegschaal en kroon, hamer en zwaard, een zandloper en een brandend hart. De stoelen worden allemaal bezet door duidelijk hooggeplaatste lieden.
Aan de vlakke zijde van de halve ovaal bevinden zich in verhouding vrij eenvoudige en veel lagere stoelen. Geen van deze stoelen draagt een banier, maar enkel een levendig geel-gouden gloed op de kussen voor zowel het zitvlak, als de rugleuning.
Zodra de plaats in de zuilenreeks is bereikt, waar het gezelschap de tafel daadwerkelijk mag benaderen, stapt een vrouw van naast de zuil. Ze wenkt de gedaante in het midden naar voren en gebied het naast haar te blijven staan. Een bijna onderdrukte blik van ongeduld ontsnapt de gedaante. De man op de troon kijkt op van de papieren voor zich en richt zijn blik naar de vrouw. Waarna de vrouw spreekt in een heldere, dragende stem.
“Uwe majesteit, voor u staat Lampronia Verecundia Nerva, Delegato Primus van Divisionem Exploratorem.”
De vrouw doet een stap achteruit en de gedaante plaatst een ontspannen vuist met de linkerhand over het hart en buigt kort, waarna het doek over het gezicht en de kap van de mantel omlaag worden gedaan. De stem van de half elf klinkt alsof de woorden tweemaal tegelijk worden uitgesproken, met een klein verschil in toonhoogte.
“Dank u zeer Uwe Majesteit Saturnus Augustus Magnus voor uw tijd. Mijn aanwezigheid wordt veroorzaakt door een boodschap uit de Oostelijke bergen, betreffende het van Kortoga afvallige gewest op de kruising der landen. Mijn spionnen hebben vernomen van een onafhankelijkheidsverklaring, welke ook aan de drow en dark dwarves in het gebergte ten Oosten van uw Koninkrijk zijn verstuurd. Als het Uw tijd kan krijgen, zou het mijn genoegen zijn om u op de hoogte te brengen van onze bevindingen.”.
Een aantal van de lieden aan beide zijden van de koning beginnen te mompelen en een enkeling wenkt naar een bediende, welke komen aangesneld en met gespoede pas zich weer terugtrekken naar de schaduwen om anderen aan te spreken. De koning kijkt langzaam langs allen aan de tafel.
“Mijn dank voor uw oplettendheid en dienstbaarheid jegens het Koninkrijk wordt zeer gewaardeerd Delegato Primus. Neemt u plaats en vertel ons uw bevindingen. Ik ben zeer geïnteresseerd in de standpunten van onze buren…”.